Personalisme als mensbeeld

Zoals het een gedegen ideologie betaamt, vertrekt de christendemocratie van een specifieke visie op de mens en de samenleving. De christendemocratische visie op de mens komt voort uit het mensbeeld dat ontwikkeld is in de katholieke theologie doorheen de westerse geschiedenis en in het filosofisch personalisme zoals dat vorm gekregen heeft in Frankrijk in het interbellum. De menselijke natuur is volgens de christendemocratie inherent tweeledig. We zijn zowel unieke, inherent waardevolle personen met onvervreemdbare rechten als gemeenschapswezens die ons menselijk potentieel enkel kunnen realiseren door samen te leven in fundamentele verbondenheid met andere mensen. Om het met één zin samen te vatten: een mens wordt pas echt mens in relatie tot de ander.


Onze visie op de mens overstijgt daardoor de visie van de twee bekendste politieke ideologieën uit onze moderne westerse geschiedenis. In het liberalisme is de mens een nogal op zichzelf staand wezen dat in (volledige) vrijheid zijn eigen geluk mag nastreven, indien nodig zelfs ten koste van het geluk en welzijn van andere individuen. In het communisme of socialisme moet de mens zich ondergeschikt maken aan de groep en een radertje worden in een groter, onpersoonlijk geheel. De strikt liberale visie haalt de solidariteit, de verbondenheid en de verantwoordelijkheid van de mens neer en de socialistische visie miskent de individuele waardigheid en de uniciteit van elke persoon. De menselijke aspecten die deze twee ideologieën elk op hun manier miskennen vormen bij uitstek de basis voor het personalistisch mensbeeld. De mens als persoon is een uniek, inherent relationeel en ook spiritueel verbonden wezen.


Voor christendemocraten is de persoon zoals hij of zij is altijd een uniek en waardevol wezen. Als christendemocraten willen we geen nieuwe mens creëren, zoals het geval is in utopistische of andere totalitaire ideologieën zoals het marxisme, communisme, fascisme en nationaalsocialisme. Christendemocraten accepteren iedere persoon zoals hij of zij is met al zijn of haar sterktes, zwakheden, talenten en limieten. Bovendien is voor ons iedere persoon een inherent relationeel wezen. Mensen zijn by nature verbonden personen, geen atomistische of asociale individuen. Een mens wordt dan ook pas echt mens in relatie met andere mensen. 


Vrijheid kan daarom voor ons nooit strikt individueel opgevat worden. Het is slechts binnen de context van een verbonden samenleving dat vrijheid op een betekenisvolle manier mogelijk wordt. Pas binnen deze context, kunnen wij ons, dankzij onze verkregen vrijheid, als persoon volledig ontplooien. Een goede relatie is bovendien per definitie wederkerig van aard en dat impliceert dan ook dat de vrije personen in een samenleving zich solidair en verantwoordelijk moeten opstellen ten opzichte van de gemeenschappen waar zij deel van uitmaken. 


Ten slotte is de persoon volgens de christendemocratie een fundamenteel spiritueel wezen dat naar meer streeft dan enkel en alleen naar het vervullen van zijn of haar materiële verlangens. De zin van het leven vindt de mens niet in het vergaren van steeds meer bezit, maar in dat wat ons leven overstijgt en in de inschakeling in een reeks waarden en idealen die het individu overstijgen. De inherente verbondenheid van ieder persoon heeft op die manier niet enkel een horizontale component (verbondenheid tussen mensen), maar ook een verticale component (verbondenheid met het dat wat ons overstijgt).


Het is deze visie op de mens als een uniek, inherent verbonden en spiritueel gemeenschapswezen die centraal staat in de christendemocratie. Het is het vertrekpunt voor het formuleren van al onze fundamentele politieke doelstellingen en de rode draad voor de christendemocratie in alle mogelijke beleidsbeslissingen. Op basis van dit fundamenteel mensbeeld kunnen we een aantal basisprincipes formuleren.